Het kapitalistische systeem is gebaseerd op een ding: geld verdienen. Hoe, dat maakt niet uit. Dat leidde uiteindelijk tot de klimaatgerelateerde problemen waar we nu mee worstelen. Daarom moet het fundamenteel anders, betogen Anneleen Kenis en Matthias Lievens. Ze bieden een schets van een democratische, egalitaire en duurzame maatschappij.
Klimaatverandering is in de basis een maatschappelijk probleem. Het gaat over meer dan de hoeveelheid CO2 en andere broeikasgassen die worden uitgestoten. Klimaatverandering wijst ons op de diepe maatschappelijke crisis waar we ons in bevinden. Het gaat over ongelijkheid, democratie en het soort economie waarin we leven.
Misschien is dat ook wel de reden waarom er zo weinig wordt ondernomen tegen de dreiging van klimaatverandering. Omdat men beseft dat zonder maatschappijverandering de problematiek van klimaatverandering niet op te lossen valt. In dat licht bezien is het natuurlijk gemakkelijk om voort te gaan op de bekende weg van economische groei, overmatige consumptie en globalisering.
In ons boek ‘De Mythe van de Groene Economie’ proberen we een systeemkritische analyse te maken van het kapitalisme en hoe dat tot de huidige crisis heeft geleid. Twee observaties staan daarbij centraal: ten eerste zijn we tot in onze haarvaten vergroeid geraakt met een kapitalistische denkwijze. Onze manier van leven, de wijze waarop we relaties aangaan en hoe we naar de natuur kijken, zijn diepgaand beïnvloed door de verkoopwaring van alles. Ten tweede is de kapitalistische productiewijze fundamenteel anti-ecologisch. Als gevolg daarvan worden de ecologische condities voor het menselijk samenleven op dit moment radicaal bedreigd, onder andere door de CO2 in de atmosfeer.
Marktwerking om uitstoot van CO2 te verminderen?
In de tweede van drie lezingen door Herman Philipse op deze website getiteld: ‘Wat moeten we doen?’ stelt Philipse boudweg dat we het best marktwerking kunnen toepassen om de uitstoot van CO2 te verminderen. Zijn belangrijkste argument is het gebrek aan tijd en goede alternatieven:
‘Er zijn mensen die denken dat de CO2 uitstoot alleen te verhelpen is door radicale maatregelen van de politieke en economische structuur. Ik denk persoonlijk dat we daar de tijd niet voor hebben. Bovendien hebben we geen goede alternatieven tot onze beschikking. Ik ga er dus van uit dat we verreweg het beste marktwerking kunnen toepassen als meest effectieve manier om goederen en diensten te verhandelen en te gebruiken. Dat betekent dat onze taak bij CO2 emissies en equivalente emissies is om deze te incorporeren in de markt.’
De heer Philipse brengt drie mogelijke opties naar voren: emissiehandel, emissietaksen en ingrijpen door overheden. We zullen ze alle drie even overlopen voor we een meer fundamentele kritiek formuleren.
Overheidsregulering heeft de voorkeur, maar dan zonder de belangenverstrengeling
Bij emissiehandel vallen heel wat kanttekeningen te maken. Dat systeem stelt verschillende soorten emissies aan elkaar gelijk, terwijl ze maatschappelijk helemaal niet gelijk zijn: de uitstoot van een ziekenhuis is niet zomaar equivalent aan de uitstoot van een artificiële skipiste. Daarnaast vormt de emissiehandel een keurslijf die het nemen van verdergaande of aanvullende maatregelen verhindert. Want zodra dat gebeurt, zakt de prijs voor emissierechten ineen.
Het nadeel van een koolstoftaks is dan weer dat op deze wijze geen beperking op de uitstoot wordt opgelegd. Wie de taks betaalt, kan onbeperkt blijven vervuilen.
Blijft over de derde optie: regulatie door overheden. Dit verdient onze voorkeur, maar er is een probleem: overheden lopen aan de leiband van zowel het bedrijfsleven als de financiële sector. En ze leunen zwaar op de inkomsten van brandstofaccijnzen. (In 2013 zo’n 7,5 miljard euro in Nederland en 4,3 miljard euro in België). Daarom is er meer nodig: een snelle en welbewuste reorganisatie van de belangrijkste infrastructuren en systemen.
We weten in ieder geval hoe het niet moet
Er bestaat geen blauwdruk van de benodigde oplossingen en dat is ook logisch. Het ontwikkelen van een duurzame maatschappij veronderstelt zelforganisatie, sociale en politieke strijd en bewustzijnsverandering. En daarvan is de uitkomst niet op voorhand te voorspellen. We kunnen dus geen model afkondigen, maar we kunnen wel de verbeelding prikkelen. En dat begint bij het idee van commons of het gemeengoed.
Het kapitalistische systeem is in het verleden ontstaan door de privatisering van gemeenschappelijke gronden, grondstoffen en natuurproducten. Als gevolg hiervan zijn burgers nagenoeg volledig afhankelijk geraakt van de markt. Arbeidskracht, grond, arbeidsinstrumenten en producten werden gereduceerd tot koopwaar. Een brood was niet meer zomaar een brood, maar het was tevens een product waar geld mee te verdienen viel.
In een kapitalistische economie is het in laatste instantie alleen de prijs die telt. Het geld dat je verdient door het illegaal kappen van bomen is vanuit een dergelijk wereldbeeld evenveel waard als het geld dat je verdient met de productie van windmolens. Het gevolg is dat het kapitalisme blind is voor de intrinsieke of ecologische waarde van de dingen.
Commons als basis voor een duurzame maatschappij
En daarin is het tegengesteld aan het idee van commons. Commons bestaan uit al die dingen die we samen creëren, voortbrengselen van de natuur, maar ook alles wat we delen, zoals bibliotheken, kunstwerken, kennis, et cetera. Commons impliceren een totaal andere verhouding tot de natuur. De behoeften van de gemeenschap en het ecosysteem komen eerst, niet de vraag of iets verkoopbaar is.
Dit vormt een inspirerend uitgangspunt voor een democratische, egalitaire en duurzame maatschappij. De creatie van commons veronderstelt drie elementen: een gemeenschappelijk goed, een actieve gemeenschap en een voortdurend proces van commoning of vergemeenschappelijking.
Het benutten en ontwikkelen van commons kan een enorme bijdrage leveren aan het duurzaam beheer van ecosystemen. Tal van studies wijzen dat uit. Deze benadering geeft handvatten voor een cultuur die radicaal tegengesteld is aan het kapitalisme. Commons zijn geen privé-eigendom, maar ook geen eigendom van de staat. Vaak worden ze collectief beheerd, en dus zijn ze in zekere zin ‘publiek’. Er is altijd een beweging van onderaf voor nodig – eventueel in combinatie met een overheid die de belangen ervan onderkent en die de commons beschermt tegen privatiseringstendensen.
De marktlogica in de samenleving moet teruggeschroefd
Hoe belangrijk ook, commons zijn tegelijk niet de oplossing voor alles. Om de strijd tegen klimaatverandering aan te gaan, moeten er ook dingen op andere terreinen veranderen. Zo zullen we de publieke sector moeten versterken en democratiseren. De financiële markten moeten opnieuw gereguleerd worden. Hoe is het mogelijk dat banken en andere financiële actoren beslissen waar de investeringsprioriteiten liggen? Hoe is het mogelijk dat elektriciteitsvoorziening in handen is van privébedrijven? Het is toch evident dat energie geleverd moet worden door een publiek bedrijf dat eerst denkt aan het maatschappelijk nut in plaats van aan de aandeelhouders?
Een echt publiek domein, waar de gemeenschap vrij kan beslissen zonder te worden gegijzeld door economische belangen, is, kortom, niet mogelijk zonder de marktlogica in de maatschappij terug te schroeven.
Wanneer we dus het belang van alle mensen centraal willen stellen -en het klimaat gaat om ons aller belang- dan zal er op een aantal terreinen ingegrepen moeten worden. Denk aan de vervuilende industrieën, die radicaal getransformeerd moeten worden. Dat zoiets mogelijk is, bewijst een land als Cuba, dat in de jaren ’90 onder druk van de omstandigheden een ecologische switch maakte.
Planning is het zoeken naar een redelijke verdeling
Maar vooral zullen we op een andere manier moeten leren omgaan met energie. We moeten leren ‘genoeg’ te zeggen. Er moeten limieten gesteld worden aan wat we aan de natuur onttrekken, wat we produceren en wat we opnieuw uitstoten.
Dat vraagt om planning: het bewust organiseren van de productie. Dat is minder negatief dan het lijkt: alle bedrijven plannen immers. Neem bijvoorbeeld het concept van cradle to cradle. Daarvoor is planning onontbeerlijk. Planning is een brede notie, en is geen synoniem voor centralisatie. Het is het maken van keuzes door de gemeenschap op democratische wijze. Het is het zoeken naar een redelijke verdeling van wat beschikbaar is.
Zoals we al zeiden: we hebben geen pasklaar model voor een andere maatschappijvorm en uit de aard van de zaak kan dat ook niet. Wat wel duidelijk is, is dat we in onze zoektocht telkens weer stuiten op dezelfde vraag: laten we belangrijke beslissingen over aan de markt, of kiezen we voor burgerparticipatie en democratie? Gaan we mee in de logica waarin alles koopwaar wordt, of kiezen we voor sociale rechtvaardigheid en ecologie? Het antwoord op die vraag is voor ons evident: meer groen vraagt minder economie. De uitdaging om dit te realiseren is groot, maar onmogelijk is ze zeker niet.