Mondiaal zijn er enorme verschillen in de hoeveelheid beschikbare landbouwgrond. Dat heeft tot consequentie dat intensieve landbouw met gebruikmaking van veel kunstmest onontbeerlijk is om iedereen van voldoende voedsel te voorzien. Een tussenweg is er niet.
De wereldbevolking groeit snel, tot wel 9 miljard in 2050. Het spreekt voor zich dat de voedselproductie omhoog moet om al die monden te voeden. Enkel is de hoeveelheid voor landbouw geschikte grond in de wereld beperkt en zijn er grote regionale verschillen. In sommige gebieden is meer dan 5000 m2 per persoon beschikbaar, in andere minder dan 1000 m2. Dit laatste geldt met name voor nu al arme regio’s met een sterke toename van de bevolking. Gevolg is dat in die regio’s de beschikbaarheid van landbouwgrond per persoon sterk afneemt. In 2050 zal maar liefst 70% van de wereldbevolking in dergelijke ‘magere’ gebieden wonen.
Wat er daadwerkelijk per vierkante meter landbouwgrond geproduceerd wordt, hangt, naast de beschikbaarheid van water, in belangrijke mate af van het gekozen productiesysteem. Je kunt in principe een gewas verbouwen zonder externe inputs: door alleen gebruik te maken van de natuurlijke bodemvruchtbaarheid en door handelingen op de akker met de hand uit te voeren. In dat geval is de opbrengst laag en is er veel arbeid in het veld nodig. Het gebruik van kunstmest kan de productie per oppervlakte flink verhogen, waardoor er meer mensen van een oppervlakte kunnen worden gevoed. Dit heeft echter gevolgen voor het milieu: toepassing van kunstmest heeft nadelige invloed op de wereldwijde nutriëntenkringloop en voor de productie is veel energie nodig.
Mensen eten vaker vlees
De hoeveelheid voedsel die nodig is hangt ook af van wat mensen eten. Het luxueuze Westerse dieet met onder meer veel vlees vraagt vier keer zoveel land en kunstmest als het karige Afrikaanse dieet, dat voornamelijk bestaat uit granen, peulvruchten en wortels. Minder vlees eten kan dus helpen, maar mondiaal is op dit moment juist een omgekeerde trend zichtbaar. Met het stijgen van de welvaart zien we een verschuiving naar de meer westerse diëten. Alleen al in China is de laatste 20 jaar sprake van een verdubbeling van de vleesconsumptie en het ziet ernaar uit dat meer landen in de wereld dit voorbeeld gaan volgen.
De komende decennia verwachten we dus niet alleen meer mensen, maar ook meer mensen die meer vlees gaan eten. Wijzigingen in de consumptiepatronen hebben een veel groter effect dan de toename van de bevolkingsaantallen. De verandering in het voedselpatroon is echter niet in alle regio’s hetzelfde. Uit een analyse van de diëten over de laatste 50 jaar, uitgevoerd in 13 regio’s in de wereld, blijkt overal een toename van de dierlijke producten.
Wel zijn er grote regionale verschillen, vooral wat betreft het soort dierlijk product. In China neemt vooral de consumptie van varkensvlees toe, in India die van melk, in Latijns-Amerika van rundvlees en in West-Europa en Noord-Amerika van kip. Het gebruik van land, water en energie verschilt voor de verschillende dierlijke producten. De productie van rundvlees en melk vragen grotere hoeveelheden land, water en energie, dan bijvoorbeeld kippenvlees en eieren. Regio’s met grote voorkeur voor rundvlees hebben daardoor grotere hoeveelheden land, water en energie nodig voor de productie van voedsel en produceren meer broeikasgasemissies.
Niet voldoende landbouwgrond voor een vleesrijk dieet
Er zijn enorme mondiale verschillen in de hoeveelheid beschikbare landbouwgrond per persoon in de wereld. In Azië en Afrika is het minder dan 2000 m2, terwijl Europa, Noord-Amerika en Zuid-Amerika het dubbele hebben. Deze cijfers laten al zien dat we nergens een luxueus, vleesrijk dieet op een extensieve wijze kunnen produceren; daar is namelijk 1,5 ha per persoon voor nodig. Gezien de bevolkingsgroei in Azië en Afrika, betekent dit dat daar de hoeveelheid grond per persoon verder afneemt naar minder dan 0,08 ha per persoon in 2050.
Daarnaast zijn Azië en Afrika ook de regio’s waar grote veranderingen in de consumptiepatronen zichtbaar zijn. De 0,08 ha die daar in de toekomst beschikbaar is, is niet genoeg om de luxueuze diëten te produceren, zelfs niet in zeer intensieve productiesystemen. Dit in tegenstelling tot Europa en Noord Amerika: daar is relatief veel landbouwgrond, er is nauwelijks sprake van bevolkingstoename en er is al sprake van een luxueus dieet. Door de verschuiving naar meer kippenvlees is er zelfs een sprake van een afname van het milieueffect van de consumptie.
Ongelijkheid in de wereld neemt toe
Doordat de toename in de vraag naar voedsel – mensen en menu’s – vooral plaatsvindt in de gebieden die al te maken hebben met schaarste aan landbouwgrond, wordt de bestaande ongelijkheid in de komende decennia alleen maar groter. Dit heeft tot gevolg dat in 2050 70% van de wereldbevolking in gebieden woont met zeer beperkte beschikbaarheid van landbouwgrond.
Alleen intensieve landbouwsystemen, met gebruikmaking van veel kunstmest, zullen dan genoeg voedsel kunnen produceren om aan de vraag te voldoen -mits men niet massaal opteert voor het luxueuze Westerse dieet. Het overstappen op intensieve landbouw zal grote gevolgen hebben voor het milieu in die regio’s.
Bovendien kan deze situatie gevolgen hebben voor de Europese productiesystemen: nu wordt een deel van ons voedsel geïmporteerd, maar de nijpende voedseltekorten in de rest van de wereld kunnen Europa wel eens noodgedwongen in een voedselexporteur veranderen. In dat geval moet onze productie omhoog en dat is eveneens alleen mogelijk met behulp van kunstmest. Belangrijke uitdaging voor de toekomst is dan ook de milieueffecten van kunstmestgebruik drastisch te verminderen.