Uitdagingen voor een adaptief energie-innovatiebeleid

Uitdagingen voor een adaptief energie-innovatiebeleid

Dead Star by Michel de Broin, 2008

Om in de toekomst minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen is verregaande technologische innovatie nodig. Dat vraagt om een overheidsbeleid met een toekomstvisie, want innovatie van energietechnologieën gaat niet vanzelf. Daarvoor zijn bedrijven en burgers nodig, met de helpende hand van de overheid.

Het energie-innovatiebeleid van dit moment is te weinig gericht op de lange termijn. De focus ligt vooral op het behalen van de doelstellingen van het Energieakkoord voor 2020. Dit is ook af te lezen aan de geldstromen: op dit moment wordt een paar miljard euro besteed aan het halen van de doelen voor 2020, terwijl er voor de jaren daarna, tot 2050 slechts 100 miljoen euro voor innovaties beschikbaar is.

Natuurlijk is het belangrijk dat we de doelstellingen van het Energieakkoord zullen halen, maar het is minstens zo belangrijk om verder te kijken. Verder te innoveren, zodat we na 2020 verdere stappen kunnen zetten. Zonder een visie op de lange termijn neemt de kans op een succesvolle energietransitie af. Het is nu nodig om te innoveren, zodat we straks nieuwe technologie beschikbaar hebben tegen acceptabele kosten. Dit kan de concurrentiekracht van Nederland versterken en de afhankelijkheid van fossiele energiedragers verminderen.

De toekomst ligt open, daarom is een breed overheidsbeleid nodig

De uitdaging voor dit moment is dan ook: dóórdenken over de vraag hoe het energie-innovatiebeleid er in de toekomst uit moet zien. Dat vraagt een adaptieve instelling van de overheid; een houding die het mogelijk maakt mee te bewegen met nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen.

We hebben op dit moment een redelijk overzicht van de technieken die nodig zouden kunnen zijn voor een CO2-arme energievoorziening. Maar diverse factoren van onzekerheid, zoals: de leercurve, de acceptatie, het klimaatbeleid, de CO2-prijs, vertroebelen het zicht op de toekomst waardoor niet duidelijk is welke technologie uiteindelijk de doorslag zal geven. De waarde van een geïntroduceerde techniek blijkt ook meestal pas na verloop van tijd. Het is daardoor de facto niet mogelijk het beleid te richten op de ‘juiste’ technologieën. Daarom is een breed beleid nodig, dat een breed scala aan opties open houdt. Om te kunnen leren van successen én van mislukkingen. Innovatie is immers een zoek- en leerproces.

Het ontwikkelen van technologische innovaties kost tijd en geld

De ontwikkeling van nieuwe technologieën kent verschillende stadia. Het begint met Research, Development & Demonstration (RD&D). Dit is de ontwikkeling van ruw idee naar de eerste praktische toepassing. Daarop volgt idealiter een grootschalige toepassing van de technologie. Daartussen zit echter nog een belangrijke fase. Deze bestaat uit het uitproberen, doorontwikkelen en opschalen van de toepassing, eindigend met verdere ontwikkeling, kostendaling en commercialisering. Deze tussenfase brengt aanzienlijke kosten met zich mee, vaak zonder dat hier al inkomsten tegenover staan. Bovendien is het allerminst zeker dat een nieuwe technologie het stadium van marktrijp zal bereiken. In deze tussenfase zou de overheid een rol kunnen spelen, bijvoorbeeld via investeringen of kredietgaranties.

Op dit moment wordt energie-innovatie door de overheid vooral gesteund via het topsectorenbeleid en de regeling voor Stimulering Duurzame Energie (SDE+). De topsector Energie heeft als hoofddoel het realiseren van de doelstellingen van het Energieakkoord in 2020. Zoals eerder gezegd: dit is een erg korte termijn. Ook voor de SDE+ geldt dat de lange termijn (na 2020) geen criterium is. Het zwaartepunt van het beleid ligt nu dus louter bij het ontwikkelen en introduceren van hernieuwbare energie. Wat ontbreekt, is bemoeienis van de overheid met de eerste uitrol van innovatieve technieken met het oog op de lange termijn.

Dit lange termijnbeleid voor innovatieve technieken zou in kunnen houden: financiering van onderzoeks- en demonstratieprojecten van nieuwe technologieën. Vervolgens kan dan, bij gebleken succes, ondersteuning worden geboden bij de eerste uitrol. Het creëren van marktkansen is hierbij een belangrijke factor. De overheid is in staat hier de voorwaarden voor te scheppen en speelt daarmee een cruciale rol. Daarnaast zijn beleidsarrangementen nodig die helpen om innovatieve technologieën in te passen in de maatschappij.

Het is belangrijk dat de overheid de burger serieus neemt

Innovatie houdt niet alleen technologische ontwikkeling in, het is ook een maatschappelijk veranderingsproces. Sociale innovatie is dan ook een belangrijk aspect in de transitie naar een koolstofarme samenleving. Dat vraagt om interactie met de samenleving.

Acceptatie door de bevolking is belangrijk om de transitie op energiegebied te realiseren. De samenleving kan een katalysator zijn, maar ook een hindermacht. Denk bijvoorbeeld aan hoe windenergie op dit moment ter discussie staat, terwijl het vanuit kostenoogpunt een aantrekkelijke energie-optie zou zijn. Anderzijds hebben burgers zelf, uit eigen initiatief, bijgedragen aan een grootschalige, positieve ontvangst van zonnepanelen. Terwijl dit een relatief dure optie is. Deze tegenstelling illustreert dat innovatie een complex vraagstuk is, waarbij veel aspecten een rol spelen.

Burgers en organisaties zijn mondig en kritisch; ze willen graag meedenken en als het ze niet zint, komen ze in actie. Denk bijvoorbeeld aan de weerstand van wijkbewoners tegen CO2-opslag in de gemeente Barendrecht. Aan de andere kant kunnen burgers ook belangrijke innovatieve bijdragen leveren door de initiatieven die zij ontplooien.

Voor nieuwe technieken en innovaties is draagvlak nodig

Mensen willen graag zelf initiatieven nemen en ze verdienen daar ook ondersteuning bij. Het vergroot de betrokkenheid bij de ontwikkeling naar een koolstofarme samenleving. Die betrokkenheid kan vervolgens het draagvlak verstevigen voor nieuwe technieken en innovaties. Want de inpassing van technieken in de samenleving gaat niet vanzelf. De overheid zou er dan ook naar moeten streven om creatieve oplossingen vanuit de maatschappij beter te benutten.

Heldere communicatie over de risico’s van klimaatverandering is nodig om de burger te betrekken bij de transitie. Daarnaast is het voor de overheid van belang de sociale dynamiek te monitoren om te zien welke ontwikkelingen zich voordoen op het vlak van burgerinitiatieven. Het te creëren draagvlak van burgers dient namelijk niet alleen voor de acceptatie van nieuwe technologieën, maar de burgers en bedrijven moeten op hun beurt ook in de gelegenheid zijn zelf bij te dragen aan de vormgeving van de transitie.

Maarten Hajer is directeur van het PBL. Dit artikel is een bewerking van zijn presentatie over Energie-innovatie op het Symposium Monitor Duurzaam Nederland. Deze monitor is een samenwerkingsproduct van CBS, CPB, PBL en SCP (www.monitorduurzaamnederland.nl).

You may also like...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>