In de beperking toont zich de meester – ook bij duurzaamheidsverslagen

In de beperking toont zich de meester – ook bij duurzaamheidsverslagenHet aantal ondernemingen dat een duurzaamheidsverslag publiceert is enorm gegroeid. Het verslag dient vaak als visitekaartje voor een bedrijf om blijk te geven van de goede bedoelingen. Maar sommige van die ‘visitekaartjes’ zijn lijvige boekwerken van meer dan 200 pagina’s. Dick de Waard stelt voor om regels op te stellen voor de jaarverslaglegging.

In de tweede helft van de vorige eeuw heeft een groeiend aantal ondernemingen het belang onderkend van duurzaam beleid. Dit heeft vooral ook geleid tot de publicatie van duurzaamheidsverslagen. Inmiddels is niet alleen de hoeveelheid duurzaamheidsverslagen toegenomen, ook zijn de verslagen soms zeer omvangrijk geworden.

In de zomer van 2014 is door een team van EY Nederland en de Rijksuniversiteit Groningen een Transparantiebenchmark uitgevoerd, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. Ik was lid van dat team en bij de uitvoering van deze opdracht vielen mij enkele zaken op, die geleid hebben tot de voorstellen die ik verderop in dit betoog zal doen.

De Transparantiebenchmark is een uitgebreide set met criteria voor de beoordeling van de kwaliteit van verslaggeving over duurzaamheid. De maximale score – indien aan alle criteria wordt voldaan – bedraagt 200 punten.

Omvangrijke duurzaamheidsverslagen

Van de ondernemingen die ‘hoog scoren’ in de benchmark, heeft een aantal van hen zodanig omvangrijke verslagen geproduceerd dat het een tijdrovende opgave was om de kwaliteit daarvan vast te stellen. Een aantal ondernemingen produceert jaarverslagen van meer dan 200 pagina’s.

Daarbij is vooral ook de vrijheid in vorm en inhoud een belangrijke belemmerende factor. Ook het gebrek aan concreetheid van de gepresenteerde teksten en de variëteit in ondernemingsgebonden thema’s en speerpunten van beleid zaaien verwarring.

Tenslotte gaat een aantal ondernemingen zich te buiten aan de toepassing van kunstzinnige digitale technieken, waarbij het risico reëel is dat de lezer van het kunstwerk verdwaalt in een labyrint van aan elkaar geknoopte hyperlinks, niet zelden uitmondend in een loop, zodat vertwijfeld naar de home-toets wordt gezocht.

Geen oordeel over maatschappelijke prestaties

Het is in dit kader interessant om kennis te nemen van de doelstelling van de Transparantiebenchmark, zoals die in het rapport 2013 is verwoord.

“De Transparantiebenchmark heeft ten doel een beoordeling te geven van de inhoud en kwaliteit van externe verslaggeving ten aanzien van maatschappelijke aspecten van ondernemen. (…) De Transparantiebenchmark geeft nadrukkelijk geen oordeel over de maatschappelijke prestaties.” (pagina 11).

Een instrument als de Transparantiebenchmark dient dus een nobel doel, maar het allerbelangrijkste – de prestaties van de ondernemingen – kunnen er niet mee worden vastgesteld. Dat is op basis van een duurzaamheidsverslag helaas dus niet mogelijk.

Dit zet de deur open voor in ieder geval twee relevante mogelijke tendensen.

Ten eerste ontwaakt in een aantal bestuurders het competitieve instinct: “Als we dan toch in die benchmark moeten, dan in ieder geval hoger geplaatst dan onze concurrent.” Dit is een voedingsbodem voor omvangrijke verslagen, omdat geen item gemist mag worden (punten sprokkelen).

Een tweede tendentie betreft het waarheidsgehalte van de gepresenteerde teksten en informatie. Als dan toch is vastgesteld, dat op basis van het verslag geen oordeel kan worden geveld over de feitelijke maatschappelijke prestaties, dan worden tussen de twee uitersten ‘de waarheid’ en ‘de leugen’ heel veel zaken gepresenteerd die wellicht ‘niet zijn gelogen’.

Duurzaamheidsverslaggeving schiet soms haar doel voorbij

Natuurlijk kan worden beredeneerd dat het streven naar legitimatie voor ondernemingen een rationeel doel dient, maar wat is het maatschappelijk nut van de huidige vormen van duurzaamheidsverslaggeving, als de lezer van deze verslagen door de bomen het bos niet meer ziet?

Een belangrijk criterium dat in de hiervoor genoemde verslaggevingsraamwerken naar voren komt is relevantie. Alleen dat opschrijven wat van belang is: accountants noemen dat materialiteit. Maar, zullen veel ondernemingen vragen, hoe kan je gefocust rapporteren en toch een duurzaamheidsverslag schrijven dat in overeenstemming is met de raamwerken en dat goed scoort in de Transparantiebenchmark?

Stakeholder analyse in een materialiteitsmatrix

De oplossing van dit dilemma is eenvoudiger dan het lijkt. Het is namelijk al enige jaren gangbaar om belanghebbenden (stakeholders) binnen en buiten de onderneming te raadplegen teneinde de voor hen relevante thema’s en informatie in kaart te brengen. De input die uit deze zogenaamde stakeholder analyse wordt verkregen kan worden gerangschikt in een zogenaamde materialiteitsmatrix. In deze materialiteitsmatrix wordt inzicht gegeven in het belang van (duurzaamheids)thema’s voor de onderneming en haar stakeholders.

Materialiteitsmatrix Duurzaamheidsverslaglegging

Op deze wijze is de onderneming in staat om heel concreet en gemotiveerd uiteen te zetten, welke onderwerpen in het duurzaamheidsverslag zijn opgenomen. Natuurlijk blijft dan altijd nog de vormgeving van het jaarverslag van grote invloed op de wijze waarop de informatie wordt aangeboden en wordt gelezen. Dat blijft voorlopig maatwerk. Wel kan door deze werkwijze te volgen worden nagestreefd dat echt relevante informatie in het jaarverslag wordt opgenomen en dat dan binnen branches toch een zekere uniformiteit in het aangebodene zal ontstaan.

Beperkende voorschriften kunnen bevrijdend werken

Nu is het zo, dat wetgeving door velen als knellend wordt ervaren. Toch kan een zekere begrenzing ook zeer bevrijdend werken. Vandaar mijn voorstel om aanvullende voorschriften uit te werken voor de jaarverslaggeving. Het totale jaarverslag kan dan, in een te ontwikkelen raamwerk, uit drie hoofdstukken bestaan:

1. Jaarverslag (verslag van de raad van bestuur)
2. Financiële jaarrekening
3. Niet-financiële jaarrekening

In het eerste hoofdstuk wordt conform de bestaande praktijk inzicht gegeven in de belangrijke ontwikkelingen gedurende het jaar, de stand van de onderneming per balansdatum, de risico-analyse en de verwachting voor de toekomst. Met name in dit hoofdstuk kan een grote mate van integratie van toelichtingen bij financiële en niet-financiële informatie plaatsvinden.

In het tweede hoofdstuk wordt conform de bestaande wet- en regelgeving de jaarrekening gepresenteerd inclusief de overige gegevens en de controleverklaring van de accountant.

Schematische weergave opbouw Duurzaamheidsverslag

Het derde hoofdstuk, de niet-financiële jaarrekening, krijgt ter bevordering van de vergelijkbaarheid een voorgeschreven indeling (net als de jaarrekening):

a. Verslaggevingsbeleid
b. Rapporteringsgrondslagen
c. Uitkomsten
d. Overige gegevens

In het deel ‘verslaggevingsbeleid’ zijn de stakeholder analyse, met daarop volgend de materialiteitsanalyse opgenomen. Deze beide onderdelen monden uit in een beschrijving van het verslaggevingsbeleid, waarmee de onderwerpkeuzes gemotiveerd zijn toegelicht: dat is de norm.

Aansluitend wordt in het tweede deel ‘rapporteringsgrondslagen’ inzicht gegeven in de reikwijdte en afbakening van het verslag en in de toegepaste meet- en registratiemethoden.

In het derde deel ‘uitkomsten’ wordt concreet inzicht gegeven in de doelstellingen en uitkomsten van de relevante prestatie-indicatoren. Daarbij wordt aandacht besteed aan relatieve waarden, aan de relatie tussen input, output en impact (waardecreatie) en worden opvallende ontwikkelingen en uitkomsten kort toegelicht.

In het vierde deel ‘overige gegevens’ worden het assurance rapport van de accountant en verwijzingen naar relevante bijlagen als de GRI tabel opgenomen.

Overzicht door uniformiteit van de jaarverslagen

Gezien het feit dat veel ondernemingen al een duurzaamheidsverslag of geïntegreerd verslag publiceren – zo blijkt uit de uitkomsten van de Transparantiebenchmark – is de impact van dergelijke wet- en regelgeving mijns inziens beperkt. Indien ondernemingen op een adequate wijze inhoud geven aan het proces van onderwerpselectie, betreft de hier voorgestelde invoering van een wettelijke richtlijn puur de omzetting naar een bepaald model waarmee enige vorm van uniformiteit kan worden gerealiseerd.

Dan behoudt het management binnen de kaders van het Jaarverslag (hoofdstuk 1) de ruimte om naar eigen inzicht onderwerpen en thema’s te rangschikken en toe te lichten. Daarmee biedt het jaarverslag ruimte om de onderneming te etaleren en kan in de beide jaarrekeningen de relevante informatie concreet, meetbaar en vergelijkbaar worden gepresenteerd.

Dick de Waard is hoogleraar Financial Auditing aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij sprak deze oratie uit bij het verkrijgen van het buitengewoon hoogleraarschap MVO aan de Universiteit van Curaçao.

You may also like...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML-tags en -attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>